-
Alle onderdelen kunnen geprint worden van PLA. Vooral voor onderdelen die weinig treksterkte te verduren krijgen, zoals split nocks en stopper clips, is PLA prima geschikt. De sterke van PLA is echter niet optimaal. De dihedrals kunnen beter geprint worden van PETG. Ook voor onderdelen die veel belasting te verduren krijgen, is PETG beter geschikt. Tenslotte kan er flexibel filament gebruikt worden, zoals NGEN Flex van ColorFabb. Dit is vooral voor standoffs geschikt.
-
OpenSCAD is een parametrisch 3D-modelleerprogramma dat werkt met code. Als je het opent, zie je in het linkerscherm de code die het 3D-model beschrijft. Bovenaan die code staan de variabelen die je aan kunt passen.
Zodra je tevreden bent met de waardes voor de variabelen, klik je op ‘render’.
Je ziet dan het resultaat in het scherm rechtsboven. Na het renderen sla je het object op als stl-bestand.
-
Je kunt stl-bestanden laten printen bij bedrijven zoals Shapeways en Hubs. Geef daar aan welk materiaal je wilt en welke printtechnologie.
Het voordeel van deze printbedrijven is dat ze een verscheidenheid aan materialen en printtechnieken aanbieden. Zo is SLA (Stereolithography Apparatus) een printtechnologie die gebruik maakt van hars (resin), welke prints met een hoge resolutie levert.
Daarnaast kun je zelf de bestanden printen bij een FabLab (https://fablabs.io/). Er zijn meerdere FabLabs in Nederland. Kijk op de website van het FabLab dat je wilt bezoeken voor hun werkwijze en voorwaarden.
-
Ik gebruik de Prusa i3 MK3. Dit is een FDM-printer (Fused Deposition Modelling), wat wil zeggen dat de printer steeds laagjes heet plastic op elkaar smelt. Deze open-source printer is goed geschikt voor het printen van kleine onderdelen vanwege de hoge precisie van de printer. De i3 heeft een verwarmd bed, waardoor je ook met andere materialen dan PLA kunt printen.
-
Om stl-bestanden zelf te printen moet het stl-model eerst in laagjes snijden met een ‘slicer’. Bekende open-source slicers zijn Cura en Slic3r.
Nadat je de slicer hebt geïnstalleerd, laad je het stl-bestand in en pas je de settings aan. Als je nog niet bekend bent met slicers, kun je het beste de standaardinstellingen laten staan. Zodra je op ‘prepare’ (Cura) of ‘slice now’ (Slic3r) klikt, gaat het programma je model in plakjes snijden (‘slicen’). Zodra het model in plakjes gesneden is, sla je de plakjes op als .gcode. Gcode is wat de 3D-printer nodig heeft om je model te kunnen printen.
-
3D-printen is geen exacte wetenschap. De maten die ik standaard gebruik werken goed voor bepaalde materialen (PLA en PETG) op mijn printer (Prusa i3 MK3). Om een passend model te krijgen, is het wijs om 0.1mm boven en onder de standaardmaat te gaan zitten in OpenSCAD en zo te testen of het model goed aansluit.
Een andere optie is om in de slicer het model te verschalen. Bij de stopper clip werkt het goed om het model te verschalen om zo de gewenste maten te krijgen. Voor carbonstokken werkt het onderstaande goed:
- 95% –> 6mm
- 66,7% –> 4mm
- 50% –> 3mm